De corpulente zorgverlener begaf zich deze morgen zwetend door een van de huiskamers van Nieuw Vredeveld. Het was warm, tropisch warm. En toch nog maar 9 uur in de morgen. Tijd voor het ontbijt. De cantate van Bach schonk rust, maar bood geen verkoeling.

‘Je moet een beetje aan jezelf denken, jongen. Je moet nog de hele dag. Je hoofd ziet eruit als een gestoofde rode biet.’ Gestoofde rode biet is een onbekend gerecht voor me, dat desondanks zeer tot de verbeelding spreekt. Ondanks de ‘gestoofde rode biet’, deed de feedback van mevrouw Kruis me goed. Vooral het woord ‘jongen’ had zij met de juiste intonatie uitgesproken. ‘Jong’ voelde ik me met achtenvijftig levensjaren allang niet meer. ‘Passend middelbaar’ deed de werkelijkheid minder geweld aan.
‘Je moet dat broodje en dat beschuitje niet voor die meneer smeren. Hij kan dat zelf. Gisteren zag ik hem het nog doen. Je collega liet hem zelfs gewoon zelf zijn kaas schaven. Zoals jij dat nu voor hem doet wordt hij gemakzuchtig, wat ik je brom. Dat zijn mannen toch al.’ Oog voor detail kon mevrouw Kruis niet worden ontzegd.
‘Hij’ was trouwens meneer Van Dalsum, die ondertussen onverstoorbaar voor zich uitkeek, schijnbaar in diepe gedachten verzonken. Of misschien wel verlangend naar een boterham met kaas en een beschuitje met suiker. Wie zal het zeggen? Het voelde toch een beetje als een krenking. Bijna vierendertig jaar in het vak en toch nog coaching in de bevordering van zelfredzaamheid nodig. Maar gelijk had ze, mevrouw Kruis. Ik was betrapt op mijn eigen hospitalisatie en de door haar gekozen formulering om dat kenbaar te maken was scherp, maar zeker niet ongepast. ‘Nu moet je eigenlijk die suiker weer van dat beschuitje schrapen en het plakje kaas van die boterham halen.’ Ik maakte al aanstalten om de orders van mevrouw Kruis uit te voeren. Hoewel het tegendeel vaak wordt beweerd, ben ik een kneedbaar type.
‘Maar dat zou ook een beetje circus zijn, vind je niet?! Kom maar liever een kopje koffie met me drinken.’ De serieuze ondertoon had bij mevrouw Kruis plaatsgemaakt voor een milde lach. De uitnodiging kon onmogelijk worden afgeslagen. Met twee kopjes koffie ging ik naast mevrouw Kruis zitten. Ze nam het voor haar bestemde kopje met dank in ontvangst en voegde toe: ‘Echt jongen, je maakt je veel te druk. Je moet het de mensen zelf laten doen.’ Ik besefte dat ik al veel had geleerd deze morgen. En de week was nog maar net begonnen.
Job van Amerongen werkt als GGZ-verpleegkundige voor Brentano in Amstelveen en als flexmedewerker voor de dagbesteding voor jonge mensen met dementie van het Zonnehuis in Amstelveen