In mei werd ik met lieve woorden mijn pensioen ingeprezen. Gelukkig mag ik nog even met oud-collega’s werken aan analyses van interviews van mensen met dementie en hun mantelzorgers. De interviews raken me: het is bijzonder dat mensen zoveel willen delen met een wildvreemde. Vaak doen ze dat omdat ze hopen bij te dragen aan betere zorg voor andere mensen zoals zij.
Botsende opvattingen
Een van de geïnterviewden is een jonge studente verpleegkunde met een Marokkaanse achtergrond. Ik noem haar hier Fatima. Samen met andere familieleden verzorgde Fatima haar inmiddels overleden oma en ondersteunt ze nu haar opa. Beide grootouders hadden dementie, helaas geen zeldzaamheid bij mensen met een migratieachtergrond. Voor Fatima is mantelzorg niet iets wat haar overkomt. Ze kiest er bewust voor. Ze offert haar nachten op om bij opa te zijn. Dat belast haar natuurlijk, maar dat neemt ze voor lief: het welzijn van haar geliefde opa en oma staat voor haar voorop. Door de mantelzorg is ze vaak moe en komt ze iets te laat op haar werk. Daarom heeft ze haar werktijden aangepast aan de mantelzorg. Ze heeft eerder examens gemist omdat ze bij het afscheid van haar oma in Marokko wilde zijn. Dat zijn vervelende dingen, maar voor Fatima hoort het erbij. De houding van haar witte collega’s vindt ze wel vervelend. Zij vinden het maar raar dat Fatima zoveel zorg biedt. Ze krijgt regelmatig commentaar op haar intensieve mantelzorg en de gevolgen daarvan voor haar opleiding en werk: “Waarom doe je dit?”, “Dit is toch veel te zwaar?”, of “Kan je oma niet beter naar het verpleeghuis?”. Fatima vindt dit vreemde reacties, want haar collega’s geven toch ook zorg aan mensen met dementie? Waarom zou je dan niet voor je eigen opa en oma zorgen?
De casus van Fatima geeft helder weer hoe opvattingen over goede zorg kunnen botsen. Het gesprek over je persoonlijke situatie en gedrag ligt gevoelig. Fatima’s collega’s bedoelen het goed. Ze zijn waarschijnlijk bezorgd over de risico’s voor haar gezondheid. Maar ze geven Fatima het gevoel dat ze zich moet verantwoorden, dat ze ‘anders’ is. Fatima zelf ziet hun reacties als typisch westers: de collega’s hebben niet zo’n intensieve band met hun grootouders en gaan er hooguit in het weekend naartoe. Maar zij is heel dichtbij haar opa en oma opgegroeid. Vanwege de opmerkingen houdt ze haar collega’s op afstand. Ze vertelt haar teamleider en collega’s niet meer dan strikt nodig. En zo ontstaat een kloof in het team.
Constructieve communicatie
De zorg voor mensen met een migratieachtergrond moet beter. Met mijn jarenlange werk als onderzoeker heb ik maar beperkt hieraan kunnen bijdragen. Fatima is goed opgeleid, mondig en strijdbaar. Ik zie haar als een van die jonge mensen die de zorg voor ouderen met een migratieachtergrond echt gaat verbeteren. Maar dan moet er wel een constructieve communicatie zijn. Wie gaat die communicatie ondersteunen? Ik zie hier een belangrijke rol weggelegd voor het bestuur van zorgorganisaties. Hopelijk zitten daar in de toekomst meer Fatima’s in.